Oleksandr Myched (2024). De taal van oorlog. Een persoonlijk relaas over de Russische invasie.
Uitgeverij Walburgpers, Zutphen, 2024. Vertaling door Tobias Wals (The Language of War).
Paperback, 272 pagina’s, € 25,99. ISBN 978-94-645-6435-8.

De taal van oorlog. Een persoonlijk relaas over de Russische invasie

De auteur is professor aan de Reichman University in Herzliya (Israël) en expert in militaire strategie. Hij begint met een definitie van dwang en stelt dat de Russische strategische afschrikking anders is dan de westerse (p. 11-19). Hij legt uit wat strategische cultuur is. Het is allemaal zeer theoretisch en niet bestemd voor een ‘breed publiek’, hoewel de auteur dat beweert.
.

De taal van oorlog. Een persoonlijk relaas over de Russische invasie

Jef Abbeel

 

De ouders van Myched kochten in 2021 een appartement in Boetsja, dicht bij Hostomel, waar de schrijver woonde. Tijdens de Russische invasie van februari 2022 werd in dat appartement alles kapotgeslagen. Hij begon met dit boek op de eerste dag van de invasie en hield dat 13 maanden vol. Een vriendin stelde een tijdlijn op van de Russische oorlogsmisdaden. Een deel daarvan zijn hier opgenomen in vier hoofdstukjes.
De Oekraïners, die al jaren met elkaar overhoop lagen, sloten nu de rangen tegen de gehate bezetters. Alleen al in de eerste week (24 februari-2 maart 2022) verwoestten de Russen 1.500 huizen, 202 scholen en 34 ziekenhuizen (p. 22).

Het begon al in 2013 met de demonstraties tegen Janoekovitsj, waar sluipschutters minstens honderd mensen doodschoten. In november 2014 vocht Myched mee in de Donbas tegen de Russen en de separatisten. Aan de Taras Sjevtsjenko-universiteit van Loegansk, waar de auteur studeerde, werden alle vakken in het Oekraïens gedoceerd totdat pro-Russische mannetjes de universiteit en de stad overnamen in 2014 (p. 68-69).

Op 24 februari 2022 sloot Myched zich tijdelijk aan bij het leger. Zijn ouders zaten weken in een schuilkelder nabij Boetsja en verloren al hun bezit. 300.000 mensen zaten vast in Marioepol, dat stap voor stap verwoest werd door de barbaren. 351.000 mannen zijn uit het buitenland teruggekeerd om hun land te verdedigen (p. 56).

Op dag 39 kwam het nieuws van het bloedbad in Boetsja naar buiten: 340 burgers werden gedood, met de handen vastgebonden op de rug, de knieën kapotgeschoten; de vrouwen en pubermeisjes werden verkracht, gefolterd en vermoord, enkel omdat ze Oekraïners waren (p. 59). Een 23-jarig meisje werd eerst meermaals verkracht, dan op een verschrikkelijke wijze doodgemarteld (p. 97).
Men vond martelkamers in gewone huizen, massagraven, de werkelijkheid was nog gruwelijker dan de gepubliceerde foto’s. Myched vraagt zich af: “Wie heeft dit tuig op aarde gezet en grootgebracht?”
De bezetters toonden ook hun barbaarse gewoontes: ze lieten hun uitwerpselen achter in de slaapkamers, badkamers, huiskamers, net zoals ze dat in 1945 deden in Duitse woningen (p. 83). Op maneges werden de paarden gewoon in brand gestoken. Overal lieten ze mijnen achter: tussen speelgoed, in piano’s, achter huishoudapparaten (p. 119). Wat bruikbaar was, werd meegenomen.
De impact van de oorlog is enorm groot: hij zorgde ervoor dat gezinnen gescheiden werden door frontlijnen en dat velen trauma’s opliepen. Ouders schrijven de naam, het adres en een telefoonnummer op de rug van hun kleine kinderen voor het geval ze hen kwijtraken.

Zelfs op 24 augustus, de Onafhankelijkheidsdag, schoten de Russen raketten af: 189 keer klonk het alarm. Met bombardementen op musea en bibliotheken vernietigden ze een deel van de cultuur.
Uitgeverijen en boeken werden vernietigd, de musea van Cherson en Kachovka werden leeggeroofd.
In Marioepol werden de monumenten voor de Holodomor en de Sovjetterreur gedemonteerd: de Russische misdaden moesten uitgewist worden (p. 145).

De auteur heeft weinig begrip voor de Russen die tegen Poetin zijn: hij acht ze allemaal verantwoordelijk voor de oorlog (p. 146-154). Mijns inziens ten onrechte: genoeg Russen hebben betoogd tegen de oorlog, maar ze werden allemaal opgepakt.

Een VN-commissie onderzocht de oorlogsmisdaden tijdens de eerste vijf weken (24 februari- 31 maart 2022): 1.237 Oekraïners werden vermoord, 7 miljoen vluchtten naar het buitenland, 6 miljoen raakten ontheemd in eigen land. Verkrachtingen vonden plaats bij meisjes van 4 tot vrouwen van 80 (p. 153).
Hij legt dan uit wat hij bedoelt met de titel ‘De taal van oorlog’: we spreken nu rechtlijnig, duidelijk, kortaf, om elkaars tijd te sparen en onze gesprekken vol te stoppen met informatie. Simpele communicatie, geen gejammer, geen vragen, korte afscheidswoorden, militaire wachtwoorden.
De Russen hebben ook hun ‘Taal van oorlog’: verwoeste dorpen en steden noemen ze ‘bevrijde gebieden’, raketten op burgerdoeleinden heten ‘goedaardige raketten’ en het doel van de invasie heet ‘denazificatie’ i.p.v. vernietiging van de Oekraïners (p. 162-163).

De massale aanvallen met Iraanse kamikaze-drones, de Shaheds, troffen o.a. de opslagtanks voor zonnebloemolie in de haven van Mykolajiv: 7.500 ton voedsel werd vernietigd, de straten lagen vol olie, ook de schade aan de natuur was groot (p. 217).

De oorlog heeft noodlottige gevolgen voor de kinderen. ‘Rus’ en ‘Poetin’ zijn hun ergste scheldwoorden geworden. Minstens 6.000 kinderen tussen 4 maanden en 17 jaar zijn ontvoerd naar Rusland en worden daar ‘heropgevoed’ tot Russen (p. 255).

De auteur vindt emigratie geen oplossing: taal en cultuur zijn ontzettend belangrijk en die verlies je in het buitenland. Zijn haat tegenover de Russen kent geen grenzen en hij zal hen nooit vergeven (p. 264).
Hij eindigt zijn beschouwingen bij de eerste dertien maanden met hoop op de overwinning (p. 270). Wellicht was die hoop in maart 2023 groter dan nu in januari 2025.

Beoordeling
Myched geeft geen chronologisch overzicht van de oorlog, het is geen dagboek, maar wel een opsomming van feiten die indruk maken op de lezers. En een literaire benadering zoals in een toneelstuk. Het artistiek talent van de auteur is groot, zijn empathie met de slachtoffers eveneens. Hij toont overtuigend wat het betekent om zelf een oorlog mee te maken. Zijn proza is bijtend, hij verbergt zijn woede en wraakzucht niet, hij wil nooit vergeten wat de Russen zijn volk hebben aangedaan (p. 271).
De afwerking van het boek is minder goed. Er staan nogal wat zetfouten in, b.v. 1 april ‘2020’ (p. 73) i.p.v. 2022, ‘verwoeste’ (p. 95) i.p.v. verwoestte, ‘pro patri’ (p. 139) i.p.v. pro patria, ‘oorlogsmisdagen’ (p. 146) i.p.v. oorlogsmisdaden.

Blijkbaar is het vertaald uit het Engels: de ‘occupatie’ (p. 73) is de bevrijding, ‘weird’ (p. 205) is Engels voor vreemd of raar.

Geregeld ontbreekt er een woordje, b.v. p. 177: te landen Belarus; dit moet zijn: in Belarus. Of p. 184: we bevinden ons de kelder; dit moet zijn: in de kelder. ‘Betroffen’ (p. 189) is getroffen. Russen en Russisch (p. 207) schrijven we met hoofdletter, niet met een kleine. Idem voor Angelika Varum (p. 207), een Russische zangeres, geboren in Lviv. De auteur gaat ervan uit dat de lezer haar kent, want hij geeft geen uitleg. ‘Zitten we uit’ (p. 235) moet zijn: ‘zetten we uit’. Op p. 122 wordt naar een boek van Denys Kazansky verwezen: ‘Hoe Oekraïne de Donbas verloor’, maar dat bestaat niet in het Nederlands. Een kaart met de vele plaatsnamen ontbreekt. Iedereen weet Kiev liggen, maar niet Tsjernivtsi en andere kleinere dorpen en steden.

Kortom: een degelijk boek, waarin de uitgever bij een volgende druk enkele aanpassingen mag aanbrengen.

©Jef Abbeel, december 2024-januari 2025 www.jefabbeel.be